Ik ben net begonnen in mijn derdejaars-opleidingspraktijk, een mooie grote praktijk met acht huisartsen die ook input leveren voor wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast ben ik voorzitter van de LOVAH-afdeling Nijmegen, de belangenvereniging voor aios Huisartsgeneeskunde. Voor mij een extra uitdaging en het is een superleuke club! Waarom ik huisarts wil worden? Dat is vooral vanwege het contact met je patiënten. Daarom moest ik voor deze column meteen denken aan Ronald, de hoofdpersoon in deze casus.
Er komt een man de praktijk binnengelopen. Ronald (niet zijn echte naam), ergens in de zestig, drukkende pijn op de borst, klam van het zweet, hij ziet bleek en voelt zich duizelig en misselijk. Hij rookt, hartklachten en hoge bloeddruk komen veel voor in zijn familie. Veel risico dus. ‘Kom gauw kijken’, roept de assistente naar mij en als ik Ronald onderzoek weet ik meteen: foute boel. Hartaanval, een schoolvoorbeeld uit het boekje. Ik twijfel geen moment: snel de ambulance bellen en intussen de patiënt nog van top tot teen nakijken en als er tijd is een hartfilmpje maken. Dat bevestigt mijn diagnose en zo kan ik ook de ambulancemedewerkers beter informeren. De ambulance komt snel, en daar gaat Ronald, in vliegende vaart naar het ziekenhuis. Ongeveer een week later ga ik bij hem thuis op bezoek. Hij is gedotterd en ziet er een heel stuk beter uit. Veel fitter, zongebruind zelfs. ‘Hoe heb je het allemaal ervaren?’, vraag ik hem. ‘Nou dokter, ik kan me niet alles herinneren. Het ging allemaal in een soort waas, zoals een film die je snel afspeelt. Maar ik ben blij en opgelucht dat ik zo goed geholpen ben!’ Ik zeg dat hij er zoveel beter uitziet. ‘Ik voel me ook beter, dokter!’
Ik reed naar huis en dacht: wat mooi om te zien dat iemand zo opknapt. En hoe fijn is het dat je als huisarts de ruimte hebt om echt te volgen hoe het gaat met je patiënt, en of er nog iets veranderd of bijgestuurd moet worden. Ook je luisterend oor is belangrijk voor iemand die zo’n heftige ervaring heeft meegemaakt. Ik schrijf niet per se over deze casus omdat mijn zelfvertrouwen als beginnend huisarts een boost kreeg en ik dacht: ik kan het, ik heb de juiste diagnose gesteld en iemand goed geholpen. Wat me ook een compliment opleverde van mijn opleider. En ik wil ook niets afdoen aan werken in het ziekenhuis, want daar heb ik een geweldige tijd gehad en veel geleerd. Maar in het ziekenhuis miste ik die follow-up. Dat je bij je patiënt op bezoek gaat, terugblikt en vraagt hoe het gaat. Zo kun je veel voor iemand betekenen, en je bouwt een band op met je patiënten. Dat geeft voldoening en ik krijg er energie van. Ik geloof in deze manier van werken en kijk ernaar uit om later mijn eigen praktijk te hebben, en nog meer mijn visie uit te kunnen dragen. Met meer kennis en ervaring en vooral langer en diepgaander contact met mijn patiënten. Want dat is het allermooiste van huisarts zijn.
Frans Cuppers, aios